De kalk- en meststoffenbehoefte van onze Belgische gronden, de toestand in 1945-1946 / Les besoins en chaux et en engrais des sols Belges, situation en 1945-1946
Algemene besluiten:
Uit de cijfers die voor de jaren 1945 en 1946 vastgelegd werden en uit de bespreking die wij er rond gaven, kunnen volgende besluiten getrokken worden:
1) te sterke uitputting van onze gronden na den laatsten oorlog.
Het ligt niet in onze bedoeling een pessimistisch beeld op te hangen van den toestand van den Belgischen land- en tuinbouw. We weten, en we zijn er fier om, dat we samen met Nederland aan het hoofd staan van den landbouw in de wereld en dat, volgens de statistische cijfers van 1937-38, in ons land voor sommige teelten de hoogste wereldopbrengst genoteerd werd. Dit mag ons echter niet beletten nuchter de werkelijkheid in te zien en vast te stellen dat het gebrek aan meststoffen en kalk onze gronden veel te sterk heeft uitgeput. Hieraan moet beslist zo spoedig moelijk verholpen worden. Niet alleen zijn onze gronden te sterk uitgeput in opzicht van kalk, fosfor, potas en stikstof, doch ook op humusgebied. De humusarmoede, door de oorlogsomstandigheden in de hand gewerkt, doch die vóór den oorlog voor een groot gedeelte van onze gronden bestond, moet dringend bestreden worden en hierbij dient in vele treken de stalmest te worden aangevuld met groenbemesting, liefst vlinderbloemigen. Het wil ons toeschijnen dat elke groenbemesting tiendubbel en meer zal renderen, daar de humus de spil van de ganse voedingseconomie en waterhuishouding van den grond uitmaakt, en zal toelaten meststofverspilling, uitdroging van den grond en opbrengsttekort te vermijden.
2) Economisch is het rationeel bekalken en bemesten onzer gronden van ontzaglijk belang.
We mogen aannemen dat, wanneer al onze Belgische kultuurgronden op oordeelkundige wijze zouden bekalkt en bemest worden, een gemiddelde opbrengstverhoging van 20% mogelijk is. In geld uitgedrukt mag dat jaarlijks, berekend op een gemiddelde productie, op minstens 2 miljard Belgische franks worden geraamd. Wanneer we in aanmerking nemen dat ons nationaal kapitaal in geldmiddelen ongeveer 85 à 90 milliard bedraagt, is de te realiseren bezuiniging enorm. Laten we nog aannemen dat we nooit tot een optimalen toestand zullen komen, doch dat slechts de helft zou kunnen bereikt worden, dan nog zou de te verwezenlijken jaarlijkse economie ontzagwekkend zijn.
3) Het bodemonderzoek moet een grote uitbreiding nemen.
Inderdaad, de landbouwers beseffen doorgaans den toestand van hun gronden op voedingsgebied niet en het is beslist noodzakelijk de nodige voorlichting te geven, die zelfs voor technisch geschoolde landbouwers onontbeerlijk is. De grond is een zo ingewikkeld complex dat niemand nauwkeurig de behoeften er van kan bepalen. Anderzijds verstrekken de door ons aangehaalde cijfers nog maar een gedeeltelijk beeld der werkelijkheid, omdat tot hiertoe slechts de meest ontwikkelde boeren hun gronden lieten onderzoeken. Dikwerf komt het voor dat een grond op elk gebied goed voorzien is en soms flinke reserves bezit maar evenwel voor één element aan uitputting lijdt; volgens de minimumwet van Liebig wordt dan de opbrengst gedrukt, ondanks den voorraad aan andere voedingsstoffen.
Voor het jaar1946 werden te Heverlee ongeveer 20.000 grondstalen ontleed. Rekening gehouden met serregronden, kleine percelen voor groenteteelt en het feit dat vele landbouwpercelen merkelijk kleiner zijn dan 1 Ha, mag, optimistisch geschat, aangenomen worden dat ongeveer 12.000 Ha ontleed werden, tegenover een totale kultuuroppervlakte van 1.800.000 Ha, t.t.z. ongeveer 0.7%. Deze vergelijking moge een kleine gedachte geven van wat er op het gebied van de bodemontleding te doen is.
Ten overstaan van het jaarlijks meststoffenverbruik dat, vóór dezen oorlog, volgens cijfers van Professor Baudhuin, als volgt was vast te leggen:
56.200 ton zuivere stikstof,
72.500 ton zuivere fosfor,
37.700 ton zuivere potas,
en dat zelfs op het huidig ogenblik voor de stikstof op 90.000 ton geschat wordt, menen we dat het noodzakelijk is deze voedingsstoffen rationeel aan te wenden en wel zo dat de maxima opbrengst uit den grond gehaald wordt: ten bate van onze land- en tuinbouwers die vóór een strenge concurrentie staan, en ten bate van onze ganse nationale gemeenschap.
Auteur(s):
Stenuit D.
Nombre de pages:
Date de parution:
1947