L'utilisation rationnelle de lisier porcin pour la culture de betteraves sucrières / Het rationeel gebruik van varkensdrijfmest voor de suikerbietteelt
Tijdens de jaren 1978 en 79 heeft de Bodemkundige Dienst van België te Heverlee twee proefvelden aangelegd waarop verschillende vormen van bemesting op suikerbieten vergeleken werden. Deze proeven, uitgevoerd met de financiële steun van het I.W.O.N.L. en in samenwerking met het Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet te Tienen, waren in 1978 te Bierbeek (zand-leemgrond) en in 1979 te Mellet (lichte leemgrond) gelegen; onderhavig verslag behandelt enkel het toedienen van drijfmest en enkele stikstofbemestingen in stijgende dosissen.
Op deze leemgronden bleek het toedienen, einde Februari - begin Maart, van 60.000 liter varkensdrijfmest, zonder bijkomende meststoffen, in alle opzichten een ideale bemesting voor suikerbieten. Deze lentebemesting met varkensdrijfmest uitte zich in hoge opbrengsten aan wortel, een voldoende suikergehalte en een gering gehalte aan schadelijke stikstof in de biet.
Men bekwam duidelijk minder gunstige resultaten wanneer gelijke dosissen drijfmest in het najaar (Oktober-November) werden toegediend, t.t.z. gering suikergehalte en hogere gehalten aan schadelijke stikstof in de wortel. Bij de proef te Bierbeek waren de opbrengsten aan wortel insgelijks geringer wanneer de drijfmest in het najaar werd toegediend; wanneer hij daarentegen in de lente werd uitgespreid, kwam het tot een betere potasbevoorrading van de bieten, wat heel duidelijk bijdroeg tot hogere opbrengsten aan bieten.
Het effekt van het uitspreiden van 60.000 l/ha varkensdrijfmest in het najaar, gevolgd door een zelfde dosis in de lente, kan als volgt samengevat worden: omvangrijke vegetatieve ontwikkeling, wortelopbrengst van dezelfde orde van grootte als deze bekomen bij het uitspreiden in de lente, maar het suikergehalte was lager dan dit, bekomen met het uitspreiden in het najaar.
Ter vergelijking hebben wij te Mellet (1949), 240 kg stikstof in de vorm van ammoniaknitraat 26% toegediend in het najaar. De bekomen resultaten waren ongeveer dezelfde als deze die men bekwam door op hetzelfde tijdstip drijfmest toe te dienen (t.t.z. daling van het suikergehalte en hoog gehalte aan schadelijke stikstof).
Wat de opbrengst aan bladeren betreft, hebben wij kunnen vaststellen dat zij hoger was na een drijfmestgifte in het najaar dan na een drijfmeststpreiding in de lente.
Een grondanalyse tot op een diepte van 90 tot 100 cm, in Maart uitgevoerd, toonde aan dat de dieper gelegen grondlagen sterk met minerale stikstof aangerijkt waren na het uitspreiden van drijfmest in het najaar en van ammoniaknitraat op hetzelfde tijdstip. Het schijnt dat de bieten deze geïnfiltreerde stikstof pas vanaf september assimileren; dit zou dan verklaren waarom zij gedurende een langere tijd bladeren moeten vormen, wat ze verhindert normaal ter rijpen.
Wordt de drijfmest in de lente toegediend, dan worden de dieper gelegen lagen niet met minerale stikstof aangerijkt. Inderdaad, einde Augustus wordt de minerale stikstof, in de bovenste lagen aanwezig, door de bieten opgeslorpt; nadien kunnen de bladeren normaal vergelen en rijpen, zodat men tot een hoger suikergehalte komt.
Het is treffend vast te stellen dat er bij de biet een zeer nauwe correlatie bestaat tussen de kleur van de bladeren en het gehalte aan suiker en schadelijke stikstof.
Auteur(s):
Boon W.
Nombre de pages:
Date de parution:
1980