Zwavelbemesting in de graanteelt
Zwavel is een hoofdelement in de plantenvoeding. Tarwe heeft een grote behoefte aan zwavel vanaf het begin van de stengelstrekking tot de bloei en neemt in totaal gemiddeld 50 kg SO3/ha op. Bovendien resulteert een optimale zwavelvoorziening in een betere N-benutting door het tarwegewas, hierdoor kan een zwaveltekort dan ook resulteren in een belangrijke opbrengstdaling. Behalve op de korrelopbrengst heeft zwavelgebrek, via invloed op zwavelhoudende aminozuren, tevens een zeer ongunstig effect op de bakkwaliteit van tarwe. Om zwavelgebrek te detecteren bestaat dan ook een dubbele norm: enerzijds ligt het zwavelgehalte best hoger dan het kritische zwavelgehalte in de tarwe (1,2 mg S/g), anderzijds doet men er ook goed aan de N/S verhouding in de buurt van de kritische N/S verhouding (N/S = 17) te houden.
De laatste 30 jaar zijn de twee belangrijkste externe zwavelbronnen enorm gedaald, met name de depositie van zwavel op landbouwpercelen en het gebruik van zwavelhoudende NPK-meststoffen. In bepaalde regio’s in Europa met weinig depositie worden reeds meerdere jaren symptomen van zwavelgebrek (vrij sterk vergelijkbaar met stikstofgebrek) waargenomen.
De interesse voor de zwaveldynamiek is ondertussen ook in België sterk gestegen, dezelfde zwavelgebreksverschijnselen kunnen zich ook op de Belgische bodems manifesteren. Een tiental jaar geleden bleek uit een doctoraatsonderzoek (G. Verlinden) op de Bodemkundige Dienst dat de zwavelstatus van Belgische akkerbouwpercelen op dat moment nog geen problemen opleverde voor de teelt van tarwe. Met de invoering van de NEC-richtlijn (NEC: National Emission Ceilings) op 27 november 2001 worden de lidstaten van de Europese Unie absolute emissieplafonds voor de NOx, SO2, VOS (vluchtige organische stoffen – exclusief methaan) en NH3 opgelegd. Hierdoor werd de dalende trend in uitstoot van zwaveldioxide en het gebruik van zwavelhoudende NPK-meststoffen verder gezet, zodat een continue opvolging van de Belgische situatie essentieel is.
In de praktijk worden de tarwetelers vanuit de handel benaderd om zwavelhoudende producten toe te passen op de tarwe met het oog op het verbeteren van de zwavelvoorziening.
In deze optiek worden in het kader van het LCG-programma gedurende drie opeenvolgende jaren op drie zorgvuldig gekozen locaties in Vlaanderen tarwepercelen opgevolgd. In 2011 werden reeds drie proefvelden aangelegd om de effecten van zwavelbemesting op opbrengst, kwaliteit en N-benutting in kaart te brengen. In een eerste fase werd in 2010 door middel van een survey de actuele zwavelsituatie op de Vlaamse tarwepercelen in kaart gebracht.
Auteur(s):
Odeurs W., Bries J., Verlinden G., Cauffmann D.
Nombre de pages:
Date de parution:
2012