Ga verder naar de inhoud

Magnesium, hoofdelement voor de plantenvoeding, tweede deel / La magnésie, un élément essentiel pour l'alimentation des plantes (2)

Deze mededeling is het tweede deel van een studie over magnesium in grond en plant. (1e deel: Landbouwtijdschrift, 7-8, 1957). Dit deel handelt over de waarde van de middelen tot het opsporen van magnesiumgebrek te velde aan de hand van: 1. bladdiagnose (gebreksverschijnselen). 2. grondontleding. Vooral het tweede punt werd ontwikkeld. Er werd een vergelijking gemaakt tussen de kolorimetrische magnesium-bepaling op het natriumacetaatextrakt van de grond, de vlamfotometrische magnesiumbepaling op dit extrakt en de biologische Aspergillus Niger-methode. Vastgesteld werd dat voor de drie methoden een duidelijk korrelatie bestaat tussen het magnesiumgehalte van de grond en de magnesiumgebreksverschijnselen op haver. Hierbij geeft de vlamfotometrische bepaling de beste uitslagen. Op de Belgische zandgronden mag men zich normaal aan zichtbaar magnesiumgebrek bij haver verwachten bij een gehalte lager dan volgende grensgetallen: voor de kolorimetrische MgO-bepaling (NaAc): 0,6 mg p. 100 g grond; voor de vlamfotometrische MgO-bepaling (NaAc): 2 mg p. 100 g grond; voor de Aspergillus Niger-methode: 4,75 mg p. 100 g grond. Anderzijds mag men met voldoende zekerheid verwachten dat geen magnesiumgebreksverschijnselen op deze zandgronden zullen optreden bij een magnesiumgehalte boven volgende grensgetallen: voor de kolorimetrische MgO-bepaling (NaAc): 2 mg p. 100 g grond; voor de vlamfotometrische MgO-bepaling (NaAc): 5 mg p. 100 g grond; voor de Aspergillus Niger-methode: 9 mg p. 100 g grond. Magnesiumgebrek en de intensiteit waarmede dit optreedt wordt evenwel niet alleen door het magnesiumgehalte van de grond bepaald, maar wordt eveneens door de pH van de grond beïnvloed. Magnesiumgebrek komt het meeste en het sterkste voor op de sterk zure zandgronden (pH(KCl) < 4,2) maar ook, doch minder op de zandgronden met hoge pH (pH(KCl) > 6,0) en het minst bij een pH(KCl)-toestand tussen 4,2 en 6,0. Het veelvuldig optreden van magnesiumgebrek op sterk zure gronden kan verklaard worden, deels door het feit dat in zulk midden de grond ook armer is aan magnesium en deels door andere faktoren die verband houden met de zuurheidsgraad zelf. Op de kalkrijke gronden speelt de verhouding Ca/Mg een rol. In figuur 7 en 8 werden de grenzen voor praktijkadvisering in zandgrond aangegeven. Hierbij werd rekening gehouden, zowel met het magnesiumgehalte, als met de pH van de grond. Er werd geen verband gevonden tussen het voorkomen van magnesiumgebreksverschijnselen bij haver en het kaligehalte van zandgrond, zoals het in de Belgische zandgronden aangetroffen wordt.
Auteur(s):
Stenuit D., Piot R.
Aantal pagina's:
Verschijningsdatum:
1958
Downloaden