Hoe aardappelen telen binnen MAP VI?
Met het van kracht gaan van MAP VI worden veel telers geconfronteerd met een dalende bemestingsruimte en de verplichting om een toenemend areaal vanggewassen in te zaaien. Voor de aardappelteelt vormen deze beide aspecten een grote uitdaging. Binnen het demoproject “Aardappelen telen binnen de restricties van MAP VI” gaan de Bodemkundige Dienst van België, Inagro en het Proefcentrum voor de Aardappelteelt de komende 2 jaar dieper in op deze uitdagingen en zullen ze nagaan welke strategieën je als landbouwer kan toepassen om binnen de voorwaarden van MAP VI een optimale opbrengst te realiseren.
Aardappelen en MAP VI
Vorig jaar ging het nieuwe mestactieplan van start. Binnen MAP VI wordt Vlaanderen op basis van de waterkwaliteit verdeeld in verschillende gebiedstypes, waarbij je als landbouwer vooral in gebiedstype 2 en 3 bijkomende maatregelen moeten nemen. Een groot deel van het areaal aardappelen ligt in gebiedstype 2 en 3 zodat veel aardappeltelers met deze nieuwe maatregelen geconfronteerd worden. Twee belangrijke maatregelen binnen MAP VI zijn de dalende stikstofbemestingsnormen (tot -20% in 2022) en het toenemend areaal waar verplicht een vanggewas moet worden ingezaaid (tot +20% in 2022). Binnen het demoproject “Aardappelen telen binnen de restricties van MAP 6”, dat dit voorjaar van start ging, trachten de Bodemkundige Dienst van België, Inagro en het Proefcentrum voor de Aardappelteelt telers te tonen hoe ze met deze uitdagingen kunnen omgaan. Het demoproject is opgebouwd uit twee luiken; een eerste luik dat focust op de dalende stikstofbemestingsnormen en efficiëntere bemestingsstrategieën, en een tweede luik dat focust op de inzaai van vanggewassen na (late) aardappelen.
Efficiëntere bemestingsstrategieën
Binnen het eerste luik wordt nagegaan wat de gevolgen zijn van de lagere stikstofbemestingsnormen op de opbrengt en kwaliteit van de aardappelen. Daarnaast zal er gedemonstreerd worden welke technieken kunnen bijdragen om stikstof efficiënter in te zetten en dus een goede aardappelopbrengst en -kwaliteit te realiseren met een verminderde bemesting. De technieken die worden gedemonstreerd op verschillende demopercelen zijn o.a. het fractioneren van de bemesting, rijbemesting en fertigatie. Bij elk van de toegepaste technieken zal naast de opbrengst en kwaliteit van de aardappelen ook het nitraatresidu op het einde van het groeiseizoen geëvalueerd worden.
Het fractioneren van de stikstofbemesting is op zich geen nieuwe techniek maar in praktijk zien we dat bij aardappelen toch nog vaak de volledige stikstofgift wordt toegediend voor het planten. Dit heeft als nadeel dat er tijdens het seizoen geen bijsturing meer mogelijk is. Wanneer slechts een deel van de stikstofbemesting voor het planten wordt toegediend, kan er 4 à 6 weken na het planten een bodemstaal worden genomen en op basis hiervan beredeneerd worden bijbemest. Zeker wanneer er dierlijke mest wordt gebruikt, wat bij aardappelen meestal het geval is, is dit een meerwaarde. De exacte inhoud en werking van de dierlijke mest is vaak niet gekend, waardoor ongewild soms een teveel aan stikstof wordt gegeven. In een bodemanalyse 4 à 6 weken na het planten kan worden gemeten hoeveel stikstof er exact uit de dierlijke mest is vrijgekomen en kan dit in rekening worden gebracht voor het bijbemestingsadvies. Door te fractioneren kan er bovendien ook rekening worden gehouden met de groeiomstandigheden van de aardappelen, denk maar aan de droogte die de voorbije jaren een belangrijke rol speelde en ook dit jaar een belangrijke rol zou kunnen spelen.
Een tweede techniek die wordt gedemonstreerd is rijbemesting. Door middel van rijenbemesting wordt de stikstof zeer dicht bij de aardappelplant gebracht, waardoor de efficiëntie verhoogt. Een lagere stikstofdosis zou zich op deze manier minder vertalen in een lagere opbrengst in combinatie met een lager nitraatresidu. In de praktijk zien we dat bemesting in de rij bij aardappelen nog niet vaak wordt toegepast o.a. omwille van een gebrek aan gepaste mechanisatie. Sinds MAP VI merken we duidelijk een vernieuwde interesse in deze techniek bij telers en loonwerkers.
De derde techniek die op de demovelden wordt toegepast is fertigatie. Bij fertigatie wordt, net als bij rijenbemesting, via druppelirrigatie de stikstof tot dicht bij de plant gebracht, waardoor de stikstofgebruiks-efficiëntie toeneemt. Het grote voordeel van deze techniek is dat de toegediende meststoffen ook in droge omstandigheden, die steeds frequenter voorkomen, door de plant benut kunnen worden. Het nadeel van deze techniek is dat de toepasbaarheid afhangt van de beschikbaarheid van water en er ook een stevige kostprijs aan verbonden is. In het demoproject zal worden geëvalueerd in welke mate deze meerkost kan worden terugverdiend door een hogere opbrengst en lager nitraatresidu.
Vanggewassen na aardappelen
Om te kunnen voldoen aan het doelareaal vanggewassen dat wordt opgelegd in MAP VI moeten veel aardappeltelers ook na de oogst van late aardappelen nog een vanggewas inzaaien. Bij teelten die vroeg geoogst worden zoals granen, is het inzaaien van vanggewassen voor veel landbouwers de gangbare praktijk en is er ook een ruimere keuze van vanggewassen die nog goed kunnen ontwikkelen. Na late aardappelen is dit niet het geval en is deze keuze veel beperkter. In praktijk worden vaak granen (voornamelijk wintertarwe) ingezaaid na aardappelen. Deze worden echter niet tot de vanggewassen gerekend binnen MAP VI, waardoor veel telers in problemen dreigden te komen met hun gewasrotatie. Voor 2020 werd wel de equivalente maatregel “Wintergranen na een nitraatgevoelige hoofdteelt” aanvaard waardoor wintergranen onder bepaalde voorwaarden wel mogen worden meegeteld voor het doelareaal vanggewassen. Binnen het demoproject zal worden gedemonstreerd welke vanggewassen bij inzaai na late aardappelen nog het meeste stikstof kunnen opnemen en zo de uitspoeling van nitraat beperken. Naast vanggewassen zoals gras en snijrogge zal ook de stikstofopname van wintergranen hierbij worden gedemonstreerd.
Voor het project werden dit voorjaar verschillende demonstratievelden aangelegd verspreid over Vlaanderen. Zowel in Bertem, Beitem als Kruisem komt fractioneren aan bod in combinatie met dalende stikstofnormen. In Beitem komt daar nog de rijenbemesting bij, terwijl in Kruisem en Assenede ook wordt gewerkt rond fertigatie. De demopercelen met vanggewassen zullen in het najaar worden aangelegd in de buurt van Beitem en Tongeren.
Jill Dillen (Bodemkundige Dienst van België)
Veerle de Blauwer (Inagro)
Stany Vandermoere (PCA)