Ga verder naar de inhoud

pF-curve of bodemvochtretentiekarakteristiek

De hoeveelheid bodemvocht die beschikbaar is voor een plant wordt bepaald door drie bodemkarakteristieken: de doorwortelbaarheid, de mogelijke capillaire nalevering uit de ondergrond, en in het bijzonder de bodemvochtretentiekarakteristiek. De vochtretentiecurve, of ook pF-curve, duidt het verband aan tussen het bodemvochtgehalte en de zuigspanning (of ook bodemwaterpotentiaal) van de bodem.

pF-curve
Het typische verloop van een vochtretentiecurve voor een leembodem (Thisnes, 1999). Het bodemvochtgehalte dat beschikbaar is voor de plant, is gelegen tussen veldcapaciteit en verwelkingspunt en wordt het opneembaar vochtgehalte genoemd. De veldcapaciteit en het verwelkingspunt liggen voor een bodem respectievelijk rond pF 2 en 4,2 (bron: BDB; Deproost et al., 2001).

De pF-curve wordt bepaald door de poriënverdeling van een bodem. Van de totale bodemvochtreserve is slechts een klein aandeel gemakkelijk opneembar voor de plant. Deze fractie wordt vooral bepaald door de verdeling grote bodemporiën, die oner meer onderhevig zijn aan bewerking van de bodem. De bodemwaterpotentiaal is een maat voor de uitdrogingstoestand van de bodem en geeft het gemak aan waarmee de plant water kan onttrekken aan de grond, of met andere woorden de onderdruk die de plantenwortels moeten uitoefenen om water aan de bodem te kunnen onttrekken. De bodemwaterpotentiaal is meer negatief naarmate de grond droger wordt en kan uitgedrukt worden in kPa, cbar of cm waterkolom (1 kPa = 10 mbar ~ 10 cm waterkolom) of via de pF-waarde, gedefinieerd als de logaritme van de negatieve druk in cm waterkolom.

Bij een nagenoeg volledig verzadigde bodem geldt een bodemwaterpotentiaal of pF-waarde van 0. De gravitatiekracht veroorzaakt vervolgens drainage van het overtollige water tot veldcapaciteit (~pF 1,9 à 2,3) wordt bereikt. Bij verdere uitdroging ondervindt het gewas vanaf een zekere onderdruk moeite om het water voldoende snel op te nemen, en vanaf het verwelkingspunt (pF 4,2) kan er geen water meer door het gewas aan de bodem onttrokken worden. De hoeveelheid vocht die de bodem maximaal ter beschikking kan stellen aan het gewas is bijgevolg gelegen tussen veldcapaciteit en verwelkingspunt en wordt het opneembaar vochtgehalte of ‘maximaal vochthoudend vermogen’ genoemd. De eerder vernoemde pF-waarden kunnen door BDB bepaald worden op ongestoorde bodemmonsters, in het bodemfysisch laboratorium, met behulp van zandbakken en drukplaten.

Bodemfysisch laboratorium Bodemkundige Dienst van België
Het bodemfysisch laboratorium van de Bodemkundige Dienst van België. Hier wordt o.a. het opneembaar vochtgehalte (de totale hoeveelheid water die beschikbaar is voor een plant) van een bodem bepaald a.d.h.v. een vochtretentiecurve of pF-curve (bron: BDB, fotoarchief).

Interesse?

Interesse in een pF-analyse? Neem dan contact op met Arno Grootjans via agrootjans@bdb.be

Meer

Staalname4

N-INDEX

Via de N-INDEX wordt er een perceelsspecifiek stikstofbemestingsadvies opgesteld. De N-INDEX geeft weer hoeveel minerale stikstof er in de…
Radopholus similis

Onderzoek aaltjes (nemathoden)

In de bodem kunnen heel wat aaltjes voorkomen waarvan een aantal grote opbrengstverliezen kunnen veroorzaken. Men onderscheidt vrijlevende…
Tile paardendoosje

Paardendoosje

€ 92.20 (incl. BTW)
Een gezond paard staat op een gezonde weide. Smakelijk gras evenwichtig samengesteld uit mineralen, vitaminen, vezels en een beetje…